‘In zijn arm de lammeren’

Cornelius Lambregtse

 

Tekst 1 Samuël 25:29: ‘Mocht ooit een mens zich opmaken om u te vervolgen en u naar het leven te staan, dan zal de ziel van mijn heer gebonden zijn in de bundel der levenden bij de HERE, uw God, maar de ziel uwer vijanden zal Hij wegslingeren uit de holte van de slinger’.

 

 

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

U hebt vast wel het boek gelezen van Cornelius Lambregtse of er over gehoord. Het boek speelt zich af in uw regio. ‘In zijn arm de lammeren’. Het gaat over Fransje Westrate. Fransje krijgt al vroeg indrukken van de Heere God. Hij heeft een mooie droom waarin hij iets ziet van de hemel en de Here Jezus.. Als Fransje sterft vraagt hij om dat lied te zingen: ‘Veilig in Jezus’ armen’. Het boek speelt zich af in een bepaald theologisch milieu. De gedachte van de uitverkiezing staat centraal. Ds. Steenhouwer preekt op blz. 74. Hij zegt ondermeer: Christus ligt niet voor het oprapen. Hij wordt uitsluitend gegeven aan diegenen die van eeuwigheid daartoe zijn verkoren. Uitverkoren door God zelf. Ds. Steenhouwer vraagt zijn medereizigers naar die nimmer eindigende en allesbeslissende eeuwigheid of ze ook weten mogen of hun namen geschreven staan in het boek van het bundeltje der levenden. Fransje wordt niet blij van de preek. Hoe jong Fransje ook is, dat is zijn worsteling: is het ook voor mij. Ja, ds. Steenhouwer noemt de uitdrukking ‘bundel der levenden’. Die komt uit ons Schriftgedeelte. Wat is dat: bundel der levenden? Vroeger hoorde je die uitdrukking wel eens of je kunt het lezen in theologische literatuur van een bepaalde, laat ik maar zeggen ‘zware’ richting. De uitdrukking is dan: die persoon ‘die is of die hoort ook in het bundeltje der levenden’. Dat sloeg dus op Gods kinderen, de kinderen die God bewaart. Ik hoor er ook iets in dat God die mensen bewaart, dat die God die mensen ook verkoren heeft. Ja, dat waren echt bekeerde mensen. Daar zag men dan tegen op. In bepaalde kringen ziet men daar nu nog wel tegen op. Daar had en daar heeft men waardering voor. Maar zelf?Hoe sta je er dan zelf voor?

Wat zegt zo’n uitdrukking je, als je dat hoort en leest. Hoe denk je dan over die uitverkiezing: is het zo dat God de ene persoon uitselecteert en de andere voor eeuwig verloren laat gaan? Die uitdrukking ‘bundel der levenden’ kun je ook tegenkomen op een joodse begraafplaats. Er staat dan op de steen: ‘Gebonden in het bundeltje der levenden.’ (tehie nismata tserora bitsror hachajiem). Je leest dan vaak op de grafstenen van de joden de afkorting van die woorden; T.N.Ts.B.H. Niet zo heel vreemd, want een begraafplaats wordt bij de Joden genoemd: ‘beth ha chajiem’, nota bene: huis van de levenden.

 

Wat een bundel is dat weten we, een buidel, een zakje. Vroeger bewaarde je er de mooiste knikkers in. Hier gaat het over een zakje een doek, waarin je kostbare edelstenen bewaart. Letterlijk dan. Gebonden in de bundel der levenden? Maar, wat betekent het, op wie slaat dit? U hebt dat wel eens meer dat je uitdrukkingen tegenkomt in de Schrift, die bekend zijn voor u. Maar, misschien ook wel uitdrukkingen die je voor het eerst hoort, misschien hoort u dat vanmorgen voor het eerst. Gebonden in de bundel der levenden. Bij de Heere. Laten we eens kijken wat het betekent. Want, als je zo’n uitdrukking leest of hoort is het altijd goed om geen rust te hebben totdat je weet wat er mee bedoeld kan zijn. Zo’n uitdrukking komt niet zomaar in het leven binnen. Vaak is het Gods werk. God wil je dan iets zeggen. Jazeker, want God spreekt nog steeds. Eerst maar iets over de geschiedenis. Als we die achtergrond ontdekken, dan gaat ook de vreemde uitdrukking hopelijk voor ons leven.

 

Gebonden in de bundel der levenden. Abigaïl zegt het tegen David, tegen David die boos aankomt om wraak te nemen. Wat is er gebeurd? Nabal de boer organiseert een feest op de Karmel. Op de Karmel was een schaapscheerdersfeest. David hoort daar van. David denkt: daar wil ik wel zijn, daar wordt getrakteerd.

David stuurt dan zijn mannen naar de Karmel met het doel te delen in de traktaties van de rijke boer, van Nabal. Maar die mannen keren onverrichter zake terug. Nabal was juist boos geworden. Hij had gezegd: David en zijn knechten? Absoluut niets mee te maken! Er zijn tegenwoordig genoeg slaven die weglopen bij hun heer. Ik ga toch mijn kostbare spullen niet aan hen en geven? Ik weet helemaal niet zeker of die knechten wel knechten van David zijn. Trouwens, knechten van David? Wie is die David wel? Ja, de zoon van Isaï? En wie mag die Isaï dan wel zijn? Die conservatieve boer wil met opstandelingen niets te maken hebben, zwervers, gespuis zijn het. Hij houdt het bij de wettige koning, bij Saul.

 

Als David dat hoort dan wordt hij woedend. Hij zegt: grijp je zwaard, we slaan ze allemaal dood. Ik een weggelopen slaaf, wat denkt die boer Nabal wel van mij? Ik ben een prins, een kroonpretendent. Zo’n behandeling kan een mens woedend maken. Stank voor dank krijg je, tenminste dat denk je. Hij komt aanzetten met wapengeweld en al. Maar in het dal komt David ineens een vrouw tegen, Abigaïl, de vrouw van Nabal. Die vrouw valt op haar knieën voor David. Zij zegt: mijn Heer wilt u alstublieft naar mij luisteren. En dat doet David dan. David kalmeert en luistert naar deze vrouw. Ze zegt: ik heb het niet geweten, ik heb later gehoord en ik heb gezorgd dat u kreeg wat u wilde. Kijk, daar komt de karavaan al aan: brood, koren, koeken, vijgen, veel geschenken.

 

Ze zegt: o mijn heer trek u niets aan van deze man, mijn man,… dwaas heet hij en dwaas is hij. Dat zegt ze van haar man. Het huwelijk zat dus niet zo goed. Intussen beschaamt ze wel haar man. Haar man. David is gekomen om hem te doden. Zijn vrouw, de vrouw van Nabal zegt; ik heb er niets van geweten hoor. Uw jongens zijn mij ontgaan. Zo neemt die vrouw de schuld op zich. Ze zegt; heer, David, vergeef toch mijn schuld.

 

De rijke dwaas had dus een hele wijze vrouw. Een godvrezende vrouw. Ze buigt zich voor David neer. Ze pleit vurig voor de zaak waarvan ze vol was. ‘Reken mij de misdaad van Nabal maar toe en hoor naar mijn woorden’. De HERE God zendt mij tegemoet opdat gij niet uw eigen recht zoekt en uw roeping tot koning niet op voorhand al te schande maakt door nu al bloed te gaan vergieten. Zie mijn geschenk dat ik voor u en uw knechten geef, ik vereer u met dat geschenk. Ja, ik eer u, want ik weet dat God u bestemd heeft tot een koning van Israël. Abigaïl zegt dan: ‘de Heere zal zeker mijn heer een bestendig huis maken (vs 28), daar hij de oorlogen des Heeren oorlogt’, dat betekent omdat de HERE zelf tegen de vijanden van Israël trekt. Dan gaat de vrouw verder: Over u, David, is de zegen van God, Hij zal u bewaren in alle gevaren.

 

Het zijn vreemde woorden van een vreemde vrouw. Het lijkt wel een profetie die deze vrouw uitspreekt. Ze heeft het over een bestendig huis. Ze heeft het over een koninklijk huis. Maar, hoe kan ze dat weten? Wat weet ze van David? Ze heeft misschien gehoord dat hij muzikant was geworden aan het hof. Dat hij Goliath had verslagen met een slinger en vijf stenen.

 

Maar, dat hij gezalfd was als koning door Samuel dat kan ze niet weten want dat is in het geheim gebeurd. En nu zinspeelt ze daarop. Ze pleit hem vrij van het kwaad. Dan zegt ze: de tekst, vers 29: als iemand u vervolgt en naar het leven staat, zal de ziel van mijn heer gebonden zijn in de bundel der levenden bij de Heere, uw God. Abigaïl gebruikt een prachtig beeld, een bundel, een buidel, een bundeltje der levenden. Wij komen in de Bijbel die buidel wel meer tegen, denk aan de broers van Jozef die hun geldbuidel terug krijgen. Maar ook in het Hooglied, mijn liefste is een bundel mirre die tussen mijn borsten vernacht. Iets intiems, dat je onder je kleren bewaart, je papieren, je geld, onder je kleren in een buidel verborgen.

Het heeft iets van grote verborgenheid, intimiteit, veiligheid. Niemand kan je iets maken, je bent het eigendom van God zelf. Dat is toch geweldig om zo in het bundeltje der levenden bij God geborgen te zijn. Ze kunnen je niks maken, jouw leven is zeker, je bent veilig bij God. Veilig in Jezus’ armen, veilig aan Jezus’ hart. Daar in zijn teer erbarmen, daar rust mijn ziel van smart. Of, zoals we wel zingen: weet je dat je een parel bent, weet je dat je een parel bent, een parel in Gods hand’. Abigaíl, die vreemde vrouw, die David tegemoet komt, heeft deze boodschap voor David. Je bent een parel in Gods hand.

 

Man, je bent veilig bij God, als iemand je iets aan wilt doen, die Saul, je bent veilig! Maar, je vijand, die slingert God weg, uw vijand die vliegt er zo uit, met een grote boog.

 

Twee tegengestelde beelden, twee soorten stenen: een bundeltje waarin je veilig bent en een slinger waar je een steen in legt, die je wegslingert, je bent een parel, een edelsteen òf je bent een kiezelsteen die God wegslingert. Zonder beeldspraak staat hier dus: de Here kent de weg van de rechtvaardige, maar de weg van de goddeloze zal vergaan. Het zal maar tegen je gezegd worden. Je zult iemand tegenkomen in de moeilijkheden van je leven als je van boosheid briest. Dan komt er een vreemd iemand naar je toe en zegt: de Here bewaart je. Waarom weet die vrouw dat? Ze zegt zelfs; God heeft nog een plan met u, David. Hoe ze dat wist? Dat heeft ze vernomen van God zelf, want dat krijgt ze ingegeven. Omdat God nog een plan met David heeft daarom is zijn leven zeker. Zoiets moet het betekenen, een bundeltje der levenden. Zit er in wat ds. Steenhouwer bedoelde: de verkorenen? De verkiezing, de uitverkiezing? Die wel en de ander niet?

 

Op het eerste gezicht niet, want het betekent; je leven is veilig, je bent geborgen. Maar we lezen ook over David dat hij verkoren is. Ik heb een verbond gemaakt met mijn uitverkorene, psalm 89, ik heb mijn verkorene uit het volk verhoogd. David,is verkoren, maar hij niet alleen. Want er zitten er meer in het bundeltje der levenden.

Diezelfde psalm zingt: hoe zalig is het volk dat naar uw klanken hoort. Dat hele volk is zalig als dat volk naar die klanken hoort. Zij wand’len Heer in ’t licht van ’t goddelijk aanschijn voort. Wij steken ’t hoofd omhoog en zullen de eerkroon dragen, door U, door U alleen om ’t eeuwig welbehagen. Dus indirect zit er toch ook iets van de verkiezing in, van de eeuwige welbehagen. Als je in dat bundeltje besloten bent, ben je een verkorene van God en daarom bewaart Hij je door het leven heen. Schrikt u er maar niet van de verkiezing. Je kunt er van schrikken. Dat moet u hier niet in horen. Weet u, Spurgeon sprak eens met een vrouw over de verkiezing, over hoe God al voor de geboorte kiest voor iemand. Die vrouw zei: het is maar goed dat die keuze voor mijn geboorte is gevallen, want na mijn geboorte had God niet meer zo veel redenen in mijn leven om mij te verkiezen. Dus dat bundeltje ziet op Gods eeuwige, verkiezende, liefde, op zijn welbehagen. Maar het heeft niet die enge klank die Fransje Westrate tot benauwdheid bracht. Welzalig is het hele volk dat naar uw klanken hoort. Je kunt er alleen maar heel jaloers op worden om zo in het bundeltje der levenden besloten te zijn. Je bent een parel in Gods hand. Weet je dat? Je bent veilig.

 

De tweede gedachte is de volgende. Je mag dan een parel zijn in Gods hand, maar het kan ook een struikelblok voor je worden. Struikelblok? Waarom zegt Abigaïl dat, wat bedoelt ze er mee? Het is een bemoediging voor David, voor zijn roeping. Het is een troost als David wordt vervolgd.

 

Waarom komt die vrouw dat vertellen. Die vrouw houdt David ook tegen om wraak te nemen, om bloed te vergieten., De Heere verhindert u om de slag te slaan, om moorden te begaan. Waarom is dat zo erg? Ze zegt: als u straks vorst bent in Israël, laat dit dan geen struikelblok zijn, dan zit er bloed aan uw handen. Dan wordt straks gezegd: David heeft ooit wraak genomen op Nabal, dan kleeft er een smet op zijn koningschap.

 

De bedoeling is dus: je bent veilig, maar wees dan ook heilig. Dat is de boodschap. David, je bent veilig bij God, maar pas op, later kan het tegen je gebruikt worden, als je in je jonge jaren misgegaan bent. Nou, dat kennen wij wel toch? Bij politici? Een kamerlid moet terugtreden, omdat hij in de jaren 80 bij de kraakbeweging zat. Denk aan Aantjes: professor Lou de Jong ontdekte dat hij in de oorlog mogelijk fout was. Dan kun je inpakken en wegwezen. Als je in je jeugd iets gedaan hebt, dan kan dat zomaar verborgen blijven, maar ineens openbaar worden! Later wordt dat openbaar. Het kan een smet zijn op je blazoen. Abaigaïl wil dat bij David voorkomen, ze wil David beschermen. Laat het geen struikelblok zijn!

 

Dat mag je ook toepassen op de gemeente. Jongeren, je kunt in je jonge jaren verkeerde dingen doen die je later opbreken. Mensen van middelbare leeftijd: je kunt dingen in je boosheid doen die je later kwetsen. Daar moet je voor oppassen. In de verleidingen die je tegenkomt moet je daarom denken; dat moet ik niet doen. Kijk uit, pas op, doe dit niet, nu ben je boos of val je uit je rol, maar straks komt dat als een boemerang op je hoofd terug. David begrijpt het. Hij laat zich overtuigen. Hij prijst God voor deze ontmoeting. Hij zegt: geprezen zij de Heere, de God van Israël, die u op deze dag mij tegemoet gezonden heeft. Dat u mij weerhouden hebt om bloedschuld op me te nemen en het recht in eigen hand te nemen.

 

Zo openbaart God via deze vrouw aan David dat hij veilig is, maar ook dat David heilig moet zijn. Hieruit blijkt eens te meer: je kiest niet in eerste instantie voor de Here, maar de Here kiest in eerste instantie voor jou, voor u.

 

De ontdekking van Spurgeon was, toen hij op 15-jarige leeftijd tot bekering kwam en zei of dacht dat hij zelf voor God had gekozen, maar later toen hij terug keek dacht hij, waarom heb ik voor de Heer gekozen, omdat ik een zondaar ben en ineens begreep hij dat hij, Spurgeon, God zocht omdat God hem al had gekozen. Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar ik heb U uitverkoren, opdat Gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven.

 

Verkiezing tot dienst, tot heiliging. Veilig, om heilig te zijn. Paulus schrijft dat in de Efeze brief: Hij heeft ons uitverkoren in de Here Jezus Christus, voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. Verkoren tot heiligmaking. Wreekt uzelf niet geliefden, als je boos bent, tel tot tien. Je kunt jezelf niet tegenhouden als je kwaad wordt. Je bent een parel in God hand, je bent in het bundeltje der levenden. Bezondig en bevlek dat niet. Wees veilig en heilig.

 

Wreekt uzelf niet. Reageer niet overdreven, ook als je overheidspersoon bent. Soms in oorlogen is het buiten proporties. Komt dat niet op de hoofden van Israël en de Arabieren terug. Gedraag je als verkoren volk van God, reageer niet uit wraak. Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden. Als uw vijand hongert geef hem te eten. Geef geen aansoot, zegt Paulus, omdat de bediening niet gelasterd wordt. Als kind van God ben je veilig bij God, in dit leven en ook als het wel mis zou gaan. In het OT gaat het om dit leven. Zalig hij die in dit leven. In het graf zingt niemand Gods lof, zeggen meerdere psalmen.

 

Ja, alleen de levende, die zal U loven. Dat betekent het bundeltje der levenden ook. Hier, in dit leven!

De levenden die worden bewaard door God in dit leven, maar soms kijken ze in het OT al over de grens van de dood heen. Leest u psalm 16 maar eens. En Asaf zegt het duidelijker en dieper in psalm 73: bezwijkt dan ook in bitt’re smart. Dat kan gebeuren. Ook bij een kind van God. Dan zult Gij zijn voor mijn gemoed, mijn rots, mij deel mijn eeuwig goed. En voor het NT mogen wij dat sterker aanzetten. Je bent in de bundel der levenden, je bent veilig bij God, in dit leven, een parel in Gods hand. Maar, als er iets ergs gebeurt, en dat is niet ondenkbaar, dan mag je dit weten.

Gemeente, juist tussen de overwinning van Christus aan het kruis en de eindoverwinning straks probeert de duivel de christenen aan te vallen. Hij weet dat hij weinig tijd heeft. Juist in die tijd probeert de satan terrein te winnen, vooral door je kinderen iets aan te doen of van Christus te vervreemden. Indrukwekkend. De tekst wekt niet de indruk, dat u en de kinderen niets overkomt. Maar wel geeft de tekst mee; je bent een parel in Gods hand, al zou het ergste gebeuren. Fransje Westrate mocht zich zo’n parel weten. Hij wilde het lied nog één keer horen zingen op zijn sterfbed: Veilig in Jezus’armen, veilig aan Jezus’hart; Daar in zijn teer erbarmen, Daar rust mijn ziel van smart. Hoort ’t is het lied der eng’len, Zingend van liefde en vree, Ruisend uit ’s hemels zalen. Over de glazen zee. Als het lied uit is opent Fransje voor het laatst zijn ogen. Op bijna juichende toon zegt hij: Ja, veilig in Jezus’armen.

 

Fransje maakte zich niet druk om de verkiezing en om de donderpreek van ds. Steenhouwer. Fransjes vader mocht het ook begrijpen: De Heere God heeft lief iedereen die Hem liefheeft.

Vader mocht het zingen: Geen vader sloeg met groter mededogen. Op teder kroost ooit zijn ontfermend’ ogen, Dan Israëls God op ieder die Hem vreest. Ja, het gaat om ieder die Hem vreest. Die is veilig.

 

Calvijn zei: genade maakt u zeker van Gods heil. God strekt altijd zijn hand over ons uit. Dat is zijn verkiezende liefde. Calvijn zei ook: ik beveel u per direct tot Christus te gaan, Hij is de spiegel van onze verkiezing. In elke preek –als het goed is -nodigt God U de Here Jezus te volgen. Niemand mag zeggen: het is niet voor mij, want ik ben niet uitverkoren. Ja, ben je een parel in Gods hand, is je leven opgenomen in de bundel der levenden? Ken je de Here Jezus? Ja, je moet Hem wel kennen in je leven!

 

Daarom: twee lijnen: ben je een parel of een slingersteen? Ben je een parel die glinstert en schittert voor je omgeving, voor je kerkelijke gemeente of ben je een struikelblok in je relaties, in de omgang met je familie of gezinsleden? Ben je als parel veilig of leef je misschien toch onheilig? Als je iets van onheiligheid voelt, maak het goed. Je kunt altijd terug. Laat die parel niet dof worden. Laat die parel van je geloof blinken. Maak het goed met de ander, vorm geen struikelblok. Leef heilig.

In de bundel der levenden, daar kun je nooit uit, nooit uit vallen. Leef daarin, leef daaruit! Gemeente van …. De Heere God beveilige u en heilige u.

 

AMEN