1 Koningen 20, 35-43 Ef. 4

 

“U de gelegenheid ten nutte makende’

 

Gemeente/ van de Here Jezus Christus,

 

Er zijn mensen die alles over hebben om iets te bemachtigen. Bijvoorbeeld: er ontbreekt een locomotief aan een antieke verzameling van speelgoedtreinen en daar zijn er nog maar 10 van in Nederland. Iemand spaart porceleinen vingerhoedjes en heeft net dat ene vingerhoedje nog niet. Die mensen hebben één ding gemeen: ze zullen alles doen om net dat ene exemplaar te bemachtigen. Zo hebben er alles voor over. Als ver weg in het land een beurs is, waar waarschijnlijk dat ontbrekende wordt verkocht, dan staan ze ’s morgens vroeg op en gaan op weg. Ze moeten en zullen als eerste de verkoophal binnenkomen. Of nog gekker: de avond tevoren slapen ze bij de hal in een tent, zodat ze zeker eerst komen. En als ze dan binnen zijn en ze zien die locomotief, dat vingerhoedje, die miniatuur-auto uit 1934, wel dan hebben ze er alles voor over. Dan gaan ze onderhandelen. Hoe graag je ook wil hebben wat je wilde, een slimme koper zal net doen alsof hem dat locomotiefje weinig interesseert. Maar, als er nu nog een gegadigde is, dan is de koper actief. Hij probeert het te kopen, hij moet de concurrentie voor zijn.

 

De tekst uit Efeze heeft betrekking op zo’n situatie. Efeziërs 5,16: ‘U de gelegenheid te nutte makende, want de dagen zijn kwaad’. Vanuit het Grieks gezien gaat het dan om het kopen op een markt, maar dan wel op een bepaalde manier. Het is een berekende, een intensieve vorm van kopen. Je moet slim zijn met de kans die je hebt. Je moet de concurrentie voor zijn. Je hebt de gelegenheid, maar maak daarvan dan ook gebruik! Zorg dat je op de juiste tijd op de juiste plaats bent, wees op tijd met je bod, wees de andere kopers voor.

Buit de gelegenheid uit. Maak de gelegenheid ten nutte. Waarom is dat zo belangrijk? Welnu, Paulus voegt er aan toe: ‘want de dagen zijn kwaad’. Wij kunnen boven de preek zetten: ‘gemiste kansen’. Gelegenheden die niet goed gebruikt zijn.

 

Gemeente, in ons leven hebben wij veel mogelijkheden, kansen en gelegenheid om iets te doen of iets te laten. Dat begint al als we jong zijn. Onze ouders zeggen: je best doen op school, maar dat leren, het interesseert je niets. Als je 20 jaar ouder bent, dan kom je er vaak achter dat een bepaald diploma toch wel mooi is. Of, toen je jong was, heb je altijd iets graag gewild, bijvoorbeeld brandweerman of werken als wegenwacht. Een beroep waar je een beetje de held kon uithangen. Maar het kwam er niet van. De mogelijkheden waren er wel, maar je hebt ze niet benut.

 

Wat bij gemiste kansen altijd voorkomt is een gevoel van teleurstelling of zelfs spijt. Ik had toen die gelegenheid moeten grijpen. Als ik een ander beroep had gekozen was ik nu miljonair. Als ik toen geen ruzie had gemaakt met mijn familie, was die verwijdering niet gekomen.

 

Eerst dat verhaal over Achab en Benhadad. Dit is voor u misschien wel een vreemd en onbekend verhaal. In ieder geval was dat voor mij wel het geval. Ik heb geen preek aangetroffen over dat laatste gedeelte, de confrontatie tussen de profeet aan de kant van de weg en Achab.

De geschiedenis die daaraan vooraf gaat speelt zich af in de regeringstijd van Achab, rondom 870 voor Christus. Het rijk Israël bestond niet meer. Er was een twee-stammenrijk, Juda en Israël. Achab was koning van Israël. De residentie van Achab was Samaria. Als profeet trad toen Elisa op. De tegenstander en aartsvijand van Achab was Benhadad, de koning van Syrië. Het begint er mee dat Benhadad Samaria belegt. Benhadad eist van Achab al zijn bezittingen, met vrouwen en kinderen. Achab weigerde de stad over te geven. Benhadad dreigde daarop Samaria te verbranden. Het antwoord van Achab was moedig. Feitelijk zegt hij tegen Benhadad: : ‘verkoop de huid niet voordat je de beer hebt geschoten’! Een moedig man, die Achab, althans dat zou je denken.

 

Daarna was de profeet was bij Achab gekomen, voor de eerste keer. Die had geprofeteerd: De Here zal de Syriërs in je hand geven. Dan zul je zien dat de Here trouw is aan zijn volk Israël. Want in Israël waren er altijd nog 7.000, die hun knieën niet voor Baäl, de god van Benhadad, hadden gebogen. En er waren nog 232 schildknapen. Die waren allemaal naar Samaria gevlucht.

Maar Achab mag dan moedige woorden gesproken hebben, via zijn boden hoort Benhadad de uitspraak van Achab. En ook Benhadad zegt: ‘Ik ben niet bang, we zetten door, Samaria gaat plat’!

Die overmoed van Benhadad wordt gestraft. Zijn leger werd verslagen. Benhadad ontkomt ternauwernood. Maar Benhadad zou terugkomen, zo had de profeet voorspeld.

 

Want, Benhadad ging eens goed nadenken over zijn verlies. Hoe kan het toch dat wij hebben verloren? Benhadad dacht het antwoord te hebben. Hij zei: de goden van Israël zijn berggoden, die zijn op de bergen van Samaria niet te verslaan. Maar die berggoden van Israël zullen in de vlakten niet winnen.

De volgende keer trek ik daarom ten strijde in de vlakte. Dan zal ik winnen! Benhadad trof voorbereidingen voor de tweede aanval en herstelde zijn leger. Het jaar daarop legerde Benhadad zich dan ook op het vlakke land, de vlakte van Jizreël bij Afek. Stond hij er nu beter voor? Misschien wel, als je kijkt naar het leger van Israël. Dat stelde ook de tweede keer weinig voor. Het was niet meer dan een paar geitenkudden, zonder strategisch verband. Maar weer komt de profeet bij Achab. De profeet spreekt ook de tweede keer bemoedigende woorden namens de Here God. Hij zegt dat God de menigte van Benhadad weer in zijn hand zal geven. En dat weer met hetzelfde doel: dan zul je zien dat de Here trouw is aan zijn volk Israël. Dus: opdat Israël de trouw van de Here zou erkennen. En dan de uitkomst: weer werden de Syriërs verslagen. Zij verloren 127.000 man. Benhadad vluchtte.

 

Benhadad stuurt dan zijn dienaren naar Achab om een compromis te bereiken. Die dienaren vernederden zich voor Achab. Ze wisten namelijk dat Achab de volmacht had Benhadad te doden. Ze smeekten om het leven van Benhadad. Zij zeiden: we weten dat de koningen van Israël goedertieren koningen zijn, dat zij zich ontfermen over hun vijanden. Die dienaren van Benhadad die bij Achab kwamen, waren echte onderhandelaars. Ze deden zakken om met stroppen tot de hals. En, …Achab is er gevoelig voor. Uiteindelijk spreekt Benhadad Achab aan als: ‘mijn broeder’. Het komt er op neer dat Achab met Benhadad een verbond sloot. Benhadad mocht zelfs plaatsnemen bij Achab op de overwinningswagen. Benhadad beloofde zelfs aan Achab de steden terug te geven, die de vader van Benhadad had overwonnen op Israël.

 

En Achab, Achab was bijzonder gevleid. Stel je toch voor, zo een machtig koning als Benhadad, die smeekt je, die vernedert zich voor je. Wat was Achab toch belangrijk. Het kwam er zelfs op neer dat Benhadad Achab toestond in zijn hoofdstad, Damascus, een handelswijk aan te leggen. Denkt u daarbij aan een bazar met winkelstraten. De Israëlieten mogen dus in Damascus handel gaan drijven. Prachtig toch? Die wijk zou ongetwijfeld heten: de Achab-wijk. Ook na Achabs dood zouden de andere volken en steden zijn naam blijven horen. Dat kwam vaak voor in de oudheid en ook in de afgelopen eeuwen, bij kolonisatie. Trouwens, ook nu nog! Wat ben je dan belangrijk, als je in het buitenland wordt vernoemd. En vergeet de economische belangen niet. Want, Damascus was in die tijd een van de machtigste staten in de regio.

 

Maar tegenover die trots van Achab, dat gevleid zijn door Benhadad, stond iets anders. En dat is: Benhadad moest sterven! Achab moest het recht van God toch toepassen! Een koning mag toch niet spotten met het recht van God? Een koning mag toch niet zomaar gratie verlenen?

Want, Achab was gewaarschuwd, tot twee keer toe, door de profeet. De profeet had gezegd: ‘Zo zegt de Here, zie je die geweldige legermacht daar? Vandaag lever ik hen aan jou uit, opdat je beseft dat ik de Here ben’. Tot twee keer toe had de profeet Achab gezegd: let wel, het gaat nu om de eer van God. Maar Achab vergat de woorden van de profeet, hij zocht zijn eigen eer.

 

Achab verspeelde de zaak van God door zijn houding tegenover Benhadad. Achab dwarsboomt de verlossing die de Here God voor Israël had bereid. Achab begreep niet dat je door zo aan te pappen met de vreemde koning God niet aan je zijde kon hebben.

Achab gaf het recht van God prijs. En dat recht van God eiste dat Benhadad zou worden gedood. God gaf Achab de kans, maar Achab verprutst die. Als Achab uit eigen belang nu mooi weer gaat spelen met Benhadad vergeet Achab dat hij een schild voor het volk moet zijn. Achab buit de voordelen van de overwinning niet uit, maar probeert er zelf beter van te worden.

 

En nu krijgt Achab een lesje van de profeet. De profeet laat hem wangedrag van Achab zien en wel rechtstreeks aan Achab zelf. Het gelezen verhaal over de profeet langs de weg, een profeet die de koning ontmoet, dat verhaal is een echte confrontatie. Een confrontatie tussen de profeet en Achab, maar ook tussen Achab en de Here God!

 

Het begin van het verhaal. De profeet vraagt aan een leerling van de profetenschool hem te verwonden. De gewonde profeet gaat daarna aan de weg staan. Daar zou de koning langskomen.Zo staat de profeet des Heren daar, gewond, nog niet herkenbaar als profeet. Voor het gemak noemen we hem maar even ‘persoon’. En dan …de koning komt langs.

 

De persoon vertelt dan een gelijkenis, een niet ècht gebeurd verhaal (een spiegelverhaal). De persoon was belast was met de bewaking van een gevangene. Die gevangene was wel een talent zilver waard. Dat was een bedrag waarvoor je wel 100 slaven kon kopen1. Maar de persoon liet de gevangene ontsnappen, door onachtzaamheid. De persoon zegt nu dat hij in groot gevaar is.

Hij verdient de doodstraf. Hij is als arm man ook niet in staat de doodstraf te ontlopen door zo’n hoog bedrag aan losgeld, dat talent zilver, te betalen. Je zou denken, die koning Achab, zo rijk, en zo invoed-rijk, die zal de man te hulp schieten, hem die talent zilver betalen. Maar, Achab verprutst de kans om die persoon, die soldaat te helpen. Achab is onverbiddelijk. Hij zegt: ‘je hebt je eigen doodsvonnis uitgesproken’. Je bekijkt het maar!

 

Maar, dan rukt die persoon het verband van zijn hoofd. Hij is nu als profeet herkenbaar (waarschijnlijk hadden de profeten een teken aan hun hoofd). Achab was in de val gelopen. De profeet zei tegen Achab dat de Here God aan Achab Benhadad in handen had gegeven. Want, die Benhadad stond in de ban van God. En wie onder die ban staat, moet sterven2. Achab wist van die ban (dat blijkt uit de geschiedenis daarvoor). Maar, Achab had Benhadad laten gaan uit eigen gewin.

De bewaker, die persoon, aan de kant van de weg had de gevangene laten gaan. Hij is schuldig en verdient volgens Achab de doodstraf. Achab had Benhadad laten gaan, terwijl hij naar Gods recht had moeten handelen, en Achab zou dan vrijuit gaan?

 

Zo wordt het vonnis over Achab geveld. Achab velt zijn eigen vonnis door te zeggen dat die persoon, die bewaker moet sterven! Zo zegt de profeet ook: omdat je de man, die onder de ban stond, hebt laten gaan, die gelegenheid hebt laten schieten, zul je zelf sterven. Sterker nog, de dood van de koning zal de ondergang van het hele volk betekenen. De profeet wijst hier al op de vernederingen, die Israël straks zal moeten ondergaan onder de Syriërs. ~~~~~~~~

De koning doet geen moeite onder het oordeel uit te komen. Hij belijdt zijn schuld niet. Hij doet geen beroep op Gods barmhartigheid. En dat is heel triest. Achab is alleen maar ziedend van woede. Zo gaat hij naar huis. Zijn ogen waren niet geopend voor zijn ontrouw aan God en aan Gods volk. Hij begreep niet dat het alleen om Gods eer ging. Achab verprutst de kans om zijn zonden te belijden. Er was een weg terug. Maar Achab blijft alleen maar kwaad.

 

Die Achab had helemaal niet begrepen dat je een land moet besturen met andere maatstaven dan politiek succes. Achab was uit op macht. Door lankmoedig te zijn tegenover Benhadad heeft hij de God van Israël verraden. Je kunt natuurlijk de vraag stellen waarom nu zo sterk de nadruk ligt op de uitroeiing van Gods vijanden. Waarom mag Achab niet genadig zijn? Een antwoord zou kunnen zijn dat je door nadruk te leggen op jezelf, je eigen persoonlijke macht, je op den duur toch bedrogen uitkomt. Je kunt dan toch niet meer leven naar Gods geboden. Je gaat dan andere goden dienen. Dat wordt op den duur rampzalig, voor jezelf en als je koning bent, voor je volk. Die Achab was zo met zichzelf ingenomen dat hij zelfs niet bereid is die stakker van een soldaat te helpen. Hij had de kans, maar wat maakt zo’n soldaat nu toch uit voor een koning? Maar in zijn machtswellust denkt Achab niet aan zo’n soldaat.

 

Achab was gewaarschuwd dat hij Gods eer moest zoeken. Hij deed het niet. Hij zoekt zichzelf. Wat een gemiste kansen! Achab was gewaarschuwd om Gods wil te laten zegevieren over zijn handelen, ter wille van het volk Israël, tot zegen van land en volk. Hij dacht God voor zijn karretje te kunnen spannen, zijn karretje van eer en rijkdom. Achab had de kans om in de confrontatie met de profeet zijn schuld te belijden. Maar hij liet de kans lopen. Achab nam beslissingen tegen Gods wil in. Paulus heeft het over kansen die je moet benutten in kwade dagen. Hoe is je levenswandel dan?

 

– Laten wij voorop stellen dat de Here God een barmhartige God is. Hij wijst nooit een zondaar af. De eerste les is dan ook dat je te allen tijde nooit de kans voorbij mag laten gaan om de zonden te benoemen en te belijden. Achab weigerde dat. Misschien was dat de hoofdreden van zijn ondergang; Maar er zijn nog andere lessen.

-Kijk zorgvuldig uit hoe je leeft. Zorg dat je elke gelegenheid nuttig besteedt. Elke gelegenheid is een geschikt moment of een goede aanleiding om te gebruiken in dienst van God.

Als je God niet kent, zorg dan dat je Hem kent, ontwaakt gij die slaapt, sta op uit de dood! Als je nu nog de gelegenheid krijgt om te constateren dat je God niet kent, jaag er dan naar Hem te kennen.

-Als de gelegenheid zich voordoet om van Jezus te getuigen, doe dat ook, dring er op aan, gelegen of ongelegen, dat anderen Jezus ook zullen kennen. Laat die kans nooit schieten!

-Als er een ogenblik is van stilte, rust, een pauze, zoek omgang met God, spreek tot Hem in gebed, breng je ziel, je hart, je bestaan tot rust en stilte bij Hem. De weg van Psalm 131 is anders dan de weg van Achab: ‘Immers ik heb mijn ziel tot rust en stilte gebracht als een gespeend kind bij zijn moeder’.

-als er geen ogenblik van rust is, maak dat dan. Begin eens met een half uur per dag stille tijd. Schep zelf de gelegenheid om met de dienst van God bezig te zijn. Denkt u aan die koopman, die lang zocht naar de kostbare parel. Markten en beurzen had afgereisd. Vroegop, laat thuis. En hij vond die parel. Hij verkocht alles wat hij had om die parel te kopen. Zoek zo naar die gelegenheid om de Here Jezus te ontmoeten. Buit zo’n moment uit. Laat het vindenstijd worden!

-Als de dagen kwaad zijn en je weet dat de duisternis de overhand krijgt, in de wereld, in je omgeving zorg dan dat je elke gelegenheid die er komt om licht te verspreiden met beide handen aangrijpt. Strijd tegen de duisternis, doe niet mee aan wat het terrein van de satan is. Wees de concurrent, de satan, voor.

-Als je kunt kiezen tussen rijkdom, eigen eer de schatten van de wereld of de weg van nederigheid, van je neerbuigen voor je naasten, je vrouw, man, kinderen, ouders, werkgever, werknemer en ga zo maar verder. Als je de gelegenheid hebt om zachtmoedig te zijn, eerlijk, eerlijk zaken te doen, gebruik die kansen dan ook.

– als je de gelegenheid hebt met elkaar te spreken, benut die gelegenheid goed, zegt Paulus. Spreekt dan onder elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen.

 

Dat alles spoort ons aan: leef bewust of misschien bewuster! Niet zoals Achab. Probeer nu te voorkomen dat je later moet zeggen: had ik op dat moment van mijn leven de Heere Jezus niet verlaten, was ik toen maar naar kerk gegaan, was ik maar door blijven gaan, ter wille van mijn kinderen, maar ook voor mijzelf.

Gemeente, al die gemiste kansen. Je kunt ze vermijden door bewust te leven. Elke gelegenheid te nutte te maken, schrijft Paulus. Letterlijk staat er ‘de gelegenheid uitkopen’. Dat betekent: als er nu een kans, een gelegenheid is: denk goed na, ga met jezelf onderhandelen. Maak deze gelegenheid tot Gods moment, zodat God kan werken in je leven.

Wat is de winst van een luie vacantie, van een nieuwe auto, van het bioscoopbezoek voor een nieuwe film die je toch echt gezien moet hebben?

Zaken die misschien in zichzelf niet fout zijn, maar stel ze niet op de eerste plaats. Want, wat is de winst als je het vergelijkt met de dienst aan God? ‘Ga eens dealen’, ‘uitkopen’, onderhandelen met jezelf, met God. Wat is dan het resultaat? Die aardse dingen, die schatten, ze kosten veel geld en .. ze bevredigen niet. Maar als je de gelegenheid invult om God er mee te dienen kost het niets. Het levert alleen op. Geestelijke rijkdom, rust, genade, barmhartigheid, ontferming. Je komt als het ware thuis. Je brengt de ander thuis, bij God.

Grijp de kansen, om goed te doen. Koop je tijd uit. Onderhandel met jezelf. De weg van eigen eer en rijkdom, de weg van Achab, die weg loopt letterlijk dood. Je mist God. God missen is een dure nalatenschap missen. Als je voortgaat op die weg, dan gaat het fout, net als bij Achab. In het volgende hoofdstuk lezen we weer over een confrontatie tussen de profeet en Achab (de geschiedenis over de wijngaard in Naboth) Dan verootmoedigt Achab zich wel. Maar in het hoofdstuk daarna vinden wij weer een Achab, die eigen wegen gaat, de raad van Gods profeten in de wind slaat en smadelijk ten onder gaat, omdat hij het recht van God veracht. Hij was geen veilig schild voor zijn volk, Israël, geweest. Alle mooie kansen verbeurd en verkwanseld.

 

Gemeente,

Grijp toch de kansen, door God U gegeven, kort is Uw zijn hier, de tijd snelt daarheen. Wat blijft toch over, o zeg van dit leven? D’arbeid der liefde, gedaan om u heen’. Niets is hier blijvend, alles hoe schoon ook zal eenmaal vergaan, maar wat gedaan werd uit liefde tot Jezus, dat houdt zijn waarde en zal blijven bestaan’.

 

Amen.