Lucas 23: 33-34: En toen zij kwamen op de plaats genaamd Hoofdschedelplaats, kruisigden zij Hem aldaar. En Jezus zeide: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen’.

 

Gemeente van onze HERE Jezus Christus,

 

De HERE Jezus heeft op het kruis zeven woorden uitgesproken, de zeven kruiswoorden. De hoogte en diepte daarvan is nu 2000 jaar lang nagedacht. Die woorden zijn veel mensen tot troost geweest. Maar, die woorden hebben ook iets onpeilbaars, onbegrijpelijks. Nu, de eerste lijdenszondag het eerste kruiswoord: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Het is van grote betekenis voor de hele lijdenstijd, maar ook voor ons leven van nu, voor deze genadetijd, de tijd tot aan de komst van Jezus Christus op de wolken, de tijd tot het Laatste Oordeel. Niet alleen woorden voor toen, het moment van de kruisiging, maar –zullen we ontdekken – woorden voor nu, een proclamatie, een machtswoord voor u, jou, mij, voor de volken van nu, de mensen van het westen, van het oosten, van midden-oosten, palestijnen, arabieren en joden. Mag ik het uitleggen?

 

Het uur van kruisiging is aangebroken. Nu wordt het grote offer gebracht. Het offer dat vooraf ging door zo veel offers. We denken aan het eerste offer door Abel, de morgen- en avondoffers in de tempel in het oude Israël. Hoeveel dieren waren niet naar de slachtbank gebracht, hoeveel bloed was er niet gevloeid. Wat hadden de priesters en de levieten zich niet ingespannen om de eredienst, de offerdienst te onderhouden. En nu… het grote offer. Door de Grote Hogepriester. Zijn leven.

Nu is de tijd van zijn aardse leven en werk voorbij. Hij sprak in de tempel, op de bergen, op de vlakten van Judea en de heuvels van Galilea. In sterfhuizen, op bruiloften. Maar nu, nog zes uren van lichamelijk en psychisch lijden, van zwijgen in bange uren. Van God verlaten. Maar toch, zeven keer de stilte, zijn smart, doorbroken. Wat een schriktoneel. Ik las een historische beschrijving van een kruisiging in Damaskus. Een slaaf had een grote misdaad begaan. Toen hij daar zijn wanhopige kreten door de lucht gilde, toen barstten alle aanwezigen in jammerklacht uit. Geen enkel oog van de toeschouwers bleef droog. Zo kan het lijden van een schuldige al de gemoederen bewegen. Maar, wat moet er dan omgaan in het hart wanneer wij de Christus zien hangen? De Onschuldige? Zieken had Hij genezen, treurenden getroost, kinderen gezegend, Hij was zachtmoedig, nederig.

 

Nu is Hij omringd door een tierende menigte, uitgeput door mishandeling en bespotting, overdekt met bloed uit zijn lichaam geslagen. De soldaten hadden de kleren van zijn lichaam gerukt, Hem op het kruis gespijkerd, het kruis in de grond gezet. In de taal van de Schrift, het hebreeuws, in het Latijn en in de taal van de beschaving, het Grieks, staat te lezen dat die Gekruisigde is Jezus de Nazarener, de koning der Joden. En terwijl Hij net aan het kruis hangt klinkt uit zijn mond een gebed: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen!

 

Uit zijn mond hoor je geen klacht, geen kwaad woord van boosheid over het onrecht dat Hem overkomt. Hij deed zijn mond niet open, als een Lam werd Hij ter slachting geleid, als een schaap dat stom is voor zijn scheerders. Ook geen woord uit zijn mond, om zichzelf te bevrijden.

De vijand, de satan, had het ingefluisterd: is het niet genoeg, U kunt uw grote macht nu gebruiken, U kunt het kruis van U afwerpen. Er staan hemelse legioenen klaar om U te bevrijden! Een duivelse verzoeking om met één woord van zijn lippen zich aan die vernedering, die smaad te onttrekken. Maar, Hij bleef trouw. Vader, niet mijn wil, maar uw wil geschiede.

En dan: Vader, vergeef het hun! Een eerste bazuinstoot van genade en overwinning, voor u, voor jou. ‘Vader’, die aanspreektitel gebruikt Jezus in zijn eerste, maar ook in zijn laatste kruiswoord (het laatste: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest). Als Jezus bidt voor zijn beulen, spreekt Hij zijn God aan met zijn Vadernaam. En dat in alle pijn. De kruisiging betekent dat iemand bewusteloos wordt, maar dat duurt wel lang. Alle zenuwen trillen en de wonden kloppen en de gekruisigde voelt dat in veelvoud. Maar toch, bewustheid. Hij onttrekt zich niet. Hij geeft zich gewillig in de handen van de moordenaars. Hij ziet in de daad van zijn beulen de hand van zijn Vader. Hij beseft dat die beulen een grote verantwoordelijkheid hebben tegenover God. Hij kent het hart van zijn Vader, een hart van liefde. Daarom, als een klein kind vraagt Hij die Vader om genade. Genade in plaats van zijn goddelijke toorn.

Vergeef het hun. Voor wie is dat gebed bedoeld? Natuurlijk, het gebed is voor allen van wie er staat dat zij niet weten wat ze doen. Je denkt dan: de romeinse soldaten natuurlijk. Maar, waren zij wel schuldig? Zij deden niets meer en niets minder dan hun plicht; een bevel van hogerhand: een veroordeelde kruisigen! Maar, hadden die soldaten niet meer gedaan dan hun formele opdracht? Zeker, ze hadden de Heiland eerder die dag mishandeld, Hem als spotkoning aangekleed, een doornenkroon opgezet, in het gezicht gespuugd, Hem bespot.

Dus, het gebed om vergeving was zeker toepasselijk op die soldaten. Ook al, omdat in de kern die soldaten staan voor alle mensen die Christus verwerpen. De soldaten vertegenwoordigen Pilatus, die het fiat gaf voor de kruisiging, maar ze staan ook voor Herodus, die Jezus wilde doden, en Judas die Jezus overleverde, maar ook voor Petrus die Jezus veerloochende. Zelfs Johannes die Jezus in de hof verliet is niet beter of slechter dan de beulen van Jezus. En in die beulen zijn wij niet beter dan Johannes, Petrus en Judas. We zingen het: Ja, ik kost Hem die slagen, die smarten en die hoon. Ik doe dat kleed Hem dragen, dat riet, die doornenkroon. Ik sloeg Hem al die wonden, voor mij moet Hij daar staan. En nu, voor al die betrokkenen, die de Heiland dat hebben aangedaan, zonder dat zij het wisten wat ze deden, voor u, voor jou en mij, heeft nu die Heiland gebeden. De Farizeeën, de schriftgeleerden, Pilatus, Herodes, de soldaten, misschien ook wel Petrus, Johannes, Judas, zij wisten het niet dat deze Heiland de Redder der wereld was. Weet u, weet jij dat dan wel, wat je die Heiland hebt aangedaan? Hier ligt iets universeels in. Iets bedwelmends, een soort roes. Een tragiek. Iemand die zondigt, begrijpt de diepe strekking van zijn handelen niet. Ze weten niet wat ze doen.

 

En, juist daarom, gemeente! Daarom blijft er een mogelijkheid open van genade en vergeving. Je liet je bedwelmen door de massa, je schreeuwde mee in de arena, maar begrijp je zelf wel wat je deed. Was je altijd sterk? Paulus zegt ergens: het is moeilijk voor de sterken de zwakken te begrijpen. Misschien meegepraat, meegehoond, meegedraafd in de euforie van de meerderheid. Ach, het was de zonde van alle mensen, de zonde die alle spelers en figuranten in het hele proces als instrumenten, misschien marionetten, gebruikt.

Op Golgotha is niemand beter of slechter dan de ander. En wij, ook wij liggen in dezelfde hypnose van de schuld. De zonde die de Heiland nog steeds kruisigt. Zo lopen veel draden in de lijdensgeschiedenis samen, draden tot op vandaag, tot in deze wereld. De rode draad is die van de menselijke zwakheid, ontrouw. Maar dan …. dat gebed van de Heiland, Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen. Dat gebed, voor ons, ook hier en nu.

Maar…. wat doet dat gebed ons persoonlijk? U kunt verschillende posities innemen. U kunt verwonderd zijn over zo veel, onbaatzuchtige, liefde. Je kunt een gevoel van grote eerbied krijgen. Misschien een gevoel van siddering bij zo veel gruwelijks wat te zien is. Ja, wir setzen uns mit Tränen nieder, zingt de Mattheüs-Passion. Of, misschien een gevoel van angst over uw eigen leven, uw eigen schuld en hoe die moet opgelost.

 

Maar toch, is niet de kern van alles een gedachte van hoop, bijna blijde, ongekende hoop? Want, in alle misère, handelt God eigenmachtig. Hij zet de goddeloosheid van alle spelers, en we sluiten onszelf in, om in een haven van behoud. Alle reizigers bij en na Golgotha mogen in die haven behoud vinden. God maakt het kruishout tot een boom van het leven die tot genezing mag zijn voor alle gewonde en verslagen harten. Ja, ook het hart dat het verst is afgedwaald. Ook voor de mede-gekruisigde. Jezus bad ook voor hem. Jezus bad voor zijn overtreders, voor u, jou en mij. En.. wat Jezus deed op Golgotha, doet Hij nu ook in de hemel. Hij leeft om voor zijn volk als Hogepriester te bidden. Petrus, Petrus, de satan heeft geprobeerd je te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor je gebeden, opdat je geloof niet ophoudt.

Die woorden, Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen, gelden die dan ook voor ons? Jazeker, ook voor onze dwaasheid, onze beperkingen, onze onwetendheid. Maar, als we wel weten, moet het ons aansporen ons leven te geven aan Hem, die zijn leven gaf voor ons. Want, als wij wel weten van die genade en er niets mee doen of die genade verkwanselen, zou het zo kunnen zijn dat wij met opzet de Zoon van God weer kruisigen. Dan kan het zijn dat wij Jezus in ons eigen leven te schande maken. De prediking van het lijden kan dan zomaar langs ons heen gaan door onze onwil te knielen, onze weerstand die vergeving in ons hart te laten indalen. Dan zijn we als de mensen waarover in het volgende vers wordt gezegd; ‘en het volk stond en zag het aan’. Die mensen bleven wie ze waren, het ontroerende tafereel verbleekt, ze gaan het leven weer in. Ach, de verstrooiing van de TV-programma’s brengt ons wel in narcose als de lijdende Jezus dat niet doet.

Gelden die woorden ook voor ons? Ik hoop dat het in ons hart mag indalen. Ik kan u de geestelijke status van de moordenaar aan het kruis aanbevelen. Zijn gebed. O, God, als ik dan een zondaar ben, en gevaar loop voor eeuwig verloren te gaan, dan heb ik geen Middelaar voor mijn ziel, ontferm u mijner!

Nu een belangrijke vraag. Wat bedoelt Lucas met het woord vergeven? Ik stipte het aan; het woord heeft een enorme zeggingskracht voor onze tijd, voor alle volken en naties. Met dat woord ‘vergeven’ is iets heel bijzonders aan de hand. Het woord vergeven in de tekst ‘vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen’, betekent eigenlijk: iemand loslaten, de aanklacht of het vonnis tegen iemand nog niet in volle werking stellen. Dus nog geen effect geven aan wat misschien nu al door de misdaad is verdiend, de straf uitstellen.

Er wordt over die vergeving gezegd, alsof een rechter tot u spreekt: er zijn voldoende aanklachten tegen u, maar die aanklachten stellen wij voorlopig buiten werking. U mag nu gaan, voorlopig ben je vrij in afwachting van je berechting, de voorlopige hechtenis is opgeheven. Later wordt je opnieuw aangesproken en geoordeeld, de zittingsdatum staat nog niet vast, maar je moet terechtstaan. Zorg dat je niet meer zondigt, geen strafbaar feit meer begaat. Voorlopig mag je leven van mijn genade. Dat heeft Jezus bedoeld met zijn gebed: vergeef het hun. Jezus spreekt helemaal niet over een volledige vrijspraak voor de beulen, voor u en mij, Paulus, Johannes en Petrus, maar Jezus wil één ding. Dat is dat de verschrikkelijke straf, die Hij nu ondergaat, die katastrofale verdelging, die Hij nu moet ondergaan, dat die straf voor de beulen, voor Petrus, Johannes, voor u, jou en mij, nog wordt opgeschort, uitgesteld. Jezus bidt dat God niet direct doorbreekt met het oordeel. Vader, wilt U van dat eindgericht, vandaag nog geen werk maken. Want, als God er echt werk van moet maken, van de zonde, en alles heel moet maken en herstellen, ja dan moet er veel meer gebeuren dan de kruisiging van die Ene, van zijn Zoon. Maar, nu alle toorn van God, komt voorlopig op die Zoon neer. Zo bidt die Zoon. Vader, Ik heb een verlangen, dat U het oordeel nog opschort, dat deze mensen bij het kruis, en andere zondaren na het kruis, nog niet worden weggevaagd. Mijn Vader, wilt U ruimte laten voor de toekomst, ruimte voor velen die U verwerpen. Ruimte, dat straks bij het oordeel de maat vol kan zijn. De mensen weten niet wat ze doen. Daarom, ontfermt U zich nog.

Het werkwoord ‘vergeven’ staat hier in een vorm die aangeeft dat het proces van vergeven nog niet is afgesloten, maar –ook nu – nog steeds doorgaat.

Die vergeving is een doorgaand proces. Jezus bidt: Vader, mag de wereld het straks nog weten wat hier aan het kruis gebeurt? Opdat de wereld nog zal knielen voor Mij. Opdat U en ik ons nog onderwerpen aan die Koning van Smart, die Lijdende Borg!

Christus bidt nog dat veel mensen genade mogen ontvangen. Dat de genadetijd, waarin we nu leven, nog voor veel mensen in plaats van executie vrijspraak wordt. Vader, laat Mij nu maar in de vloek alleen staan, alleen hangen. Geen wraak, geen wraakpsalmen met het gebed dat de vijanden worden vernield. Dat eerste kruiswoord dat bidt om opschorting van de straf staat tussen die wraakpsalmen en het laatste oordeel in. Zo blinkt Christus in dit gebed in volle omvang.

God sprak in Genesis al: Ik vergeef hun zonden, ze weten niet wat ze doen, Nee, God vervloekte niet. Jezus aan het kruis bidt: vergeef hun zonden, stel de straf uit, ze weten niet wat ze doen. Op momenten dat de klok van het oordeel bijna op 12 uur staat, klinken die woorden: Vader, stel nog even uit! Tot de oordeelsdag. Die oordeelsdag beleeft Jezus nu zelf al aan Golgotha.

Dat gebed mogen wij overnemen. HEER, laat die katastrofe over onze schuld, de aanvallen van onze vijanden, over hen die ons leed toebrengen, laat die nog uitgesteld worden. Het hart van de wereld kent nog zo veel kwaad. Het recht struikelt op straat. Ze weten niet wat ze doen. Maar, -we zingen het toch altijd – Hij komt, Hij komt, om de aard’ te richten, de wereld in gerechtigheid.

Gemeente, in het donker van Golgotha, bidt de Heiland dus voor ons, voor de wereld. Vader, ik ga het donker in, maar geef de wereld de volle zon van uw genade. Ik wil alleen zijn in het oordeel, maar stel uw oordeel voor de mensen nog uit.

Zo heeft Hij zich geïsoleerd voor u, jou en mij. Geloofd zij God in Christus. Hij wilde niet anders, Hij perste zijn lippen samen ten bate van ons. Prijs zijn naam, maar doe het voorzichtig. We belijden het toch ook: vanwaar hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Uitstel van de straf is geen vrijspraak. Maar het gebed van onze Middelaar omspant wel de tijd van Golgotha tot het laatste oordeel: en dat is de genadetijd! In die genadetijd nemen we ook dat gebed op de lippen. Vader, voor wie U niet kennen, voor alle volken, natiën, voor joden en arabieren, chinezen russen, voor mijzelf, vergeef het hun, laat hen niet vallen uit uw genade. Lijdenstijd 2012 is de genadetijd van God, het uitstel van de straf. Maar ook de straf die Hij heeft gedragen voor ons. Geloof dit evangelie en leef in vrede.

 

AMEN